Otterhound

Nu vrijwel overal de jacht op otters verboden is, valt de belangrijkste taak van de Otterhound weg. hij zou dan de ook al uitgestorven zijn geweest, als men zich in Engeland niet sterk had gemaakt voor de verdienste van de laatste Master van de Kendal- en de District-Otterhoundddriften, dat het ras nog bestaat.

De Otterhound is een prettig, vriendelijk dier, dat lief is voor kinderen en liefde beantwoordt. Men moet echter nooit vergeten dat hij gefokt is als meutehond, gericht op doden, waardoor hij toch geen ideale huishond is.

Formaat

Schofthoogte: reuen circa 68,5 cm, teven ongeveer 61 cm. Gewicht: reuen circa 34-52 kg, teven ongeveer 30-45 kg.

Lichaamsbeweging

De Otterhound vereist zeer veel lichaamsbeweging. Een uniek kenmerk van dit ras is de aanwezigheid van vliezen tussen de tenen. Deze zijn de hond in het water duidelijk van nut. De meeste honden kunnen zwemmen, maar de Otterhound blinkt hierin uit en voelt zich in het water net zo thuis als op het land.

Uiterlijke verzorging

Eenmaal in de week een flinke borstel - en kambeurt is voldoende om de vacht van de Otterhound in een goede conditie te houden. In de vacht wordt olie afgescheiden, en men kan het dier het beste een week voor een tentoonstelling baden, zodat de natuurlijke structuur van de vacht zich weer bij tijds kan herstellen. Het hoofdhaar kan men echter de dag voor de show wassen, want dit is van een fijnere structuur.

Speciale aandacht moet aan de oren woeden besteed, want hierin verzamelt zich vaak veel vet, wat voor het dier een bron van irritatie kan zijn. Een geregelde controle van de oren is noodzakelijk.

Voeding

De Otterhound is een grote hond en heeft per dag tot 900 gram blikvlees nodig, aangevuld met een gelijke hoeveelheid hondenbrood; of 5 kopjes volledig hondenvoer, vermengd met 2,1/2 kopje warm of koud water.

Oorsprong en geschiedenis

De Otterhound is een bijzonder oud ras, met een enigszins duistere oorsprong. Sommigen beweren dat hij afstamt van de vroegere Southern Hound, terwijl andere in de Bloedhond zijn voorvader zien. Tegenwoordig lijkt hij het meest op enkele Franse rassen, zoals de Griffon Nivernais en de Griffon Vendeen, en het is zeer goed mogelijk dat de Otterhound dezelfde afstamming heeft als deze Franse honden.

RASPUNTEN

Algemene verschijning. Een grote, krachtig gebouwde hond, recht op de benen staand, met een ruige vacht, een majestueus hoofd, en sterk lichaam en een losse, ruime actie. Voor een lange werkdag in water zijn de ruige, dubbele vacht en grote voeten noodzakelijk. Aangezien het dier op het land ook moet kunnen galopperen, moet hij een vrije gang hebben. De Otterhound moet voor een tentoonstelling niet worden getrimd; de behandeling en presentatie zijn natuurlijk.

Kleur. Elke erkende brakkenkleur is toegestaan met uitzondering van leverkleur met wit en wit met zich scherp aftekende zwart-met-bruine vlekken. Gewoonlijk effen grauw, zandkleurig, rood, tarwekleurig of blauw, maar soms met witachtige tekeningen op hoofd, borst, voeten en staartpunt. Witte honden hebben soms enigszins citroengele, blauwe of daskleurige aftekeningen. Ook zwart met bruin, blauw met bruin, zwart met crème of, een enkele keer, leverkleurig met bruin. Het pigment van de huid moet harmoniëren, zonder dat de tint dezelfde hoeft te zijn, met de vachtkleur: dus een bruine hond met bruine neus en oogranden, enz.

Hoofd en schedel. Droog en zeer indrukwekkend, dieper dan breed, met droge jukbeenderen. Schedel fraai gewelfd, niet grof of overdreven, oplopend van een duidelijke maar niet overdreven stop naar een lichte jachtknobbel. Geen spoor van fronsen of bolling bij het voorhoofd en met een open, vriendelijke gezichtsuitdrukking. De snuit is krachtig en diep, met een goed breed neusbeen dat in wijde neusgaten eindigt; de afstand van de punt van de neus tot de stop is iets korter dan die van de stop tot de achterhoofdsknobbel. Lippen voldoende zwaar en hangend, maar niet overdreven. Het gehele hoofd, op het neusbeen na , moet goed zijn bedekt met ruig haar, in een niet al te zware snor en baard eindigend, die allebei deel uitmaken van de natuurlijke begroeiing van het gezicht. Een lichte vlinderneus mag bij een overigens goede hond niet tot diskwalificatie leiden.

Benen en voeten. Voorbenen zwaar van bot, van de ellebogen tot de grond recht, met krachtige, iets gebogen middenvoeten. Voeten noch naar binnen, noch naar buiten gedraaid; groot, rond, goed gebogen, met dikke voetzolen en met vliezen. Bij het staan aaneengesloten tenen, die echter kunnen worden gespreid. Achter voeten slechts weinig kleiner dan de voorvoeten.

Staart ('stern'). Hoog aangezet en bij spanning of tijdens het lopen hoog gedragen, maar nooit over de rug gekruld; in rust mag hij hingen. Aan de basis dik, naar achteren spits toelopend; haar aan het begin langer en weelderiger dan aan het uiteinde.