Duitse Dog

De Duitse Dog is een heerlijke kameraad, aanhankelijk voor het gehele gezin, moeilijk boos te krijgen en bereid andere huisdieren te accepteren. Ondanks zijn grootte heeft hij geen bezwaar tegen het wonen op een etage, vooropgesteld dat hij veel wordt uitgelaten. Hij is gemakkelijk af te richten. Helaas staat dit ras er niet bekend om dat lang leeft.

Formaat

Minimumhoogte: reu 80 cm, teef 72 cm.

Lichaamsbeweging

Regelmatige lichaamsbeweging op een harde ondergrond.

Uiterlijke verzorging

Dagelijks met een zachte borstel afborstelen. NB. De Duitse Dog moet een warme slaapplaats hebben.

Voeding

Als Riesenschnauzer.

Oorsprong en geschiedenis

De Duitse Dog wordt ook wel Deense Dog genoemd (naar zijn Engelse nam 'Great Dane'), maar hij is zeker niet uit Denemarken afkomstig. Veeleer denkt men aan ten tijde van de Fenicische kooplieden uit Voor-Indie geïmporteerde doggen, die later o.a. door de Noormannen als jachthonden werden gebruikt bij de zwijnenjacht. In de middeleeuwen werden ze ook als bullenbijters en lijfwachten gebruikt.

In de 19de eeuw begon men in Duitsland belangstelling voor het ras te krijgen en dit werd o.a. gestimuleerd door Bismarck, die een voorliefde had voor de Mastiff en door kruising van een Zuid Duitse Mastiff en de Duitse Dog uit het noorden tot een type Duitse Dog kwam zoals we dat ongeveer nog kennen. Het ras werd voor het eerst in 1863 in Hamburg tentoongestelde wel in twee categorieën, namelijk de Ulmer Dogge en de Danische Dogge. In 1876 werd besloten dat ze onder een naam, Deutsche Dogge, moeten worden getoond en werden ze tot Duits nationaal ras werden ze tot Duits nationaal ras verklaard. Dit ras wordt wel de Apollo van de hondenwereld genoemd.

RASPUNTEN

Algemene verschijning. De Duitse Dog moet een opmerkelijke grootte bezitten en zeer gespierd, krachtig en toch sierlijk zijn gebouwd; hoofd en hals moeten hoog worden gedragen en de staart hoog zijn aangezet. De staart hangt omlaag of wordt iets omhoog behouden, echter nooit over de rug gekruld. Een sierlijk silhouet en een fraaie vorm zijn bij de Duitse Dog essentieel; een groot formaat is absoluut noodzakelijk, maar zonder een alerte uitdrukking en levendige bewegingen mist de hond het ware karakter van de Duitse Dog. Hij moet er kwiek en onversaagd uitzien, klaar om overal op af te gaan. Zijn gang moet lenig, verend en vrij zijn, met vrij bewegende sprongen en hoog gedragen hoofd, behalve in galop.

Kleur. Gestroomde honden moeten gestreept zijn, met als grondkleur het lichtste geel tot het diepste oranje, en de strepen moeten altijd zwart zijn; ogen en nagels bij voorkeur donker. Gele variëren van het lichtste geel tot het diepste oranje; een zwart masker is gewenst, evenals donkere ogen en nagels. Blauwe zijn bij voorkeur zuiver staalblauw. Zwarte glanzend zwart. (Bij alle bovengenoemde kleuren is wit alleen op borst en voeten toegestaan, maar zelfs daar is het ongewenst. Neus altijd zwart, behalve bij de blauwe. Ogen en nagels bij voorkeur donker.) Harlekijn zuiver witte ondergrond met bij voorkeur zwarte vlekken (toegestaan maar ongewenst zijn enkele kleine grijze of bruinachtige vlekken). Lichte ogen en een roze neus of een vlinderneus zijn toegestaan, maar niet gewenst.

Hoofd en schedel. Het hoofd moet er lang uitzien en de kaken krachtig. De snuit is breed en de schedel relatief smal, zodat het gehele hoofd zowel vanboven af als van voren gezien er overal even breed uitziet. De gehele lengte van het hoofd varieert met de hoogte van de hond: een goede mat van de punt van de neus tot de achterkant van de achterhoofdsknobbel is 33 cm bij een reu met een schofthoogte van 81 cm. De afstand van de neuspunt tot midden tussen de ogen moet gelijk zijn aan die van de achterkant van de achterhoofdsknobbel tot dit zelfde punt of, liever nog, langer. De schedel is vlak, met een lichte inzinking midden boven; de achterhoofdsknobbel is onduidelijk. De wenkbrauwbogen moeten duidelijk ontwikkeld zijn, echter zonder een steile stop ertussen; de snuit moet fijn gesneden zijn, goed gevuld onder de ogen en er vooral niet spichtig uitzien; voorsnuit lang en overal even diep. De wangen moeten zo weinig mogelijk zwaarte vertonen. De onderkant van het hoofd moet van opzij gezien vrijwel recht zijn, zonder oomlaaghangende losse huid. De neusrug moet zeer breed zijn, met een geringe kam waar het kraakbeen en het been samenkomen (deze is kenmerkend voor het ras). De neusgaten moeten groot, wijd en open zijn, waardoor de neus er stomp uitziet. De lippen vallen van voren loodrecht naar beneden en zijn duidelijk gehoekt.

Staart. Deze moet bij de wortel dik zijn, naar het einde spits toelopen en tot aan of juist voorbij de sprongen reiken. Wanneer de hond in actie is moet hij in het verlengde van de ruglijn worden gedragen, naar het einde toe iets gebogen, maar in geen geval mag hij gekruld zijn of over de rug worden gedragen.

Voeten. Deze moeten katachtig zijn en niet naar binnen, noch naar buiten gedraaid staan. Tenen goed gebogen en aaneengesloten; nagels sterk en gebogen. De nagels moeten zwart zijn, alleen bij de harlekijn zijn lichte nagels toegestaan.